Training

jolanda 2014Onze basis voor rijden met plezier

Wij baseren onze training op de volgende methodes: klassieke dressuur, Klaus Hempling, Piet Bakker en alle goede dingen uit de IJslandse/Western/Natural Horseman ship-manier van training. Ons uitgangspunt daarbij is: “Snapt een paard dit makkelijk, is dit logisch en natuurlijk voor een paard?”Is het antwoord “Ja”,dan gebruiken wij het. Je kunt een paard alles leren op jouw manier,maar aangezien onze paarden ook door andere mensen gereden worden,moet het logisch en herkenbaar zijn voor een paard.Zowel voor het paard,als de nieuwe ruiter moet het makkelijk te begrijpen en uit te voeren zijn.Wederzijds begrip en een simpele communicatie is de basis van vertrouwen.Alle kinderen pakken dit makkelijk op en durven los te laten,volwassenen kunnen dit ook weer leren en zullen ervaren,hoe fijn dit rijdt ,

Rob begint  met een paard aan de lange lijn

 

Gehoorzaamheid, vertrouwen en respect
Bij jonge paarden begin je die basis op te bouwen, door veel met een paard aan de hand te werken. Je kunt het zien als een soort opvoeden van je paard. Jij als leider maakt je paard op een vriendelijke, maar consequente manier duidelijk,wat je van je paard wel en niet accepteert. Op deze manier kun je je jonge/nieuwe paard laten wennen aan zijn nieuwe situatie. Oudere paarden kun je op deze manier heropvoeden, het kan dan gaan om meer vertrouwen in mensen of je wilt op deze manier het paard leren, om meer respect te hebben voor mensen en beter te leren gehoorzamen.

Maar nu de praktijk. Zelf hanteer ik altijd een lijst in mijn hoofd, die ik afloop, als ik met een nieuw paard bezig ben. Voor mensen met veel ervaring is het iets natuurlijks. Voor mensen met minder ervaring is het een manier om na te gaan, hoe het ervoor staat en een simpele manier om te kijken of je nog op de goede weg bent.

De eerste fase: kennismaken met je paard.
Wandelen, Oefeningen aan de hand, Opvoeden.
Je kunt als je een paard iets wilt leren, maar aan één onderdeel tegelijk werken. Je richt je dus op het verbeteren van het vertrouwen of op het verbeteren van het respect en dan pas komt de gehoorzaamheid. Of in een andere volgorde. Je kiest maar één doel, de rest is van latere zorg. Vaak willen mensen alles tegelijk, maar dit werkt niet.

ONZE SCHIMMELS DOOR MISCHA 219
Het begin
Deel 1:

1. Paard laat zich pakken.
2. Paard laat zich overal betasten-borstelen.
3. Paard geeft alle 4 de voeten.
4. Paard laat het toe dat je aan zijn hoofd,oren,neus,mond zit.
5. Paard is niet bang als je aan zijn achterhand zit.
6. Paard heeft geen spanning in zijn achterbenen bij het optillen.
7. Paard staat rustig vast .
8. Paard wacht op voer en is niet opdringerig.
9. Paard volgt goed.
10. Paard gaat om aan de hand en aan de balk.
11. Paard gaat achterwaarts aan de hand en aan de balk.
12. Paard heeft vluchtdrang voldoende onderdrukt: in moeilijke/spannende situaties blijf het paard bij begeleider en herstelt van schrikt    .
13. Paard wijkt voor druk van touw…en komt naar je toe.
14. Paard heeft een open blik en is nieuwsgierig.
15. Paard heeft zijn oren veel naar voren of naar mensen gericht.

Deze dingen moet je zonder al te veel problemen met je paard kunnen. Wanneer je erachter komt dat veel punten niet zo makkelijk gaan,zul je in de toekomst iedere keer weer merken dat je band met je paard niet goed is. Jij moet een leider zijn voor je paard,en niet andersom. Het is dus belangrijk om ervoor te zorgen,dat bijna alle punten,haast vanzelf gaan. Probleemgedrag houd je in stand door er niets aan te veranderen.

Ieder paard heeft het recht om zich in de beginfase prettig te voelen. Niet moeilijk, als je maar zo veel mogelijk het gewenste gedrag beloont en het ongewenste gedrag zo veel mogelijk negeert. Voor zover dit mogelijk is. Bij alles wat een paard goed doet, beloon je met je stem, een vriendelijk klopje of voer. Wanneer je merkt dat je paard te opdringerig wordt van voer, kun je hem beter niet uit de hand voeren.

Kortom: jij bepaalt en jij hebt de regie in handen en niet je paard.
Hieronder wat aanwijzingen voor als het niet vanzelf gaat.

1. Een paard moet het leuk vinden om met je aan het werk te gaan. Als hij wegloopt, zul je hier eerst aan moeten gaan werken. Je nodigt hem uit om bij je te komen, zoals je met een veulen zou doen. Ga op je hurken zitten, maak je klein en spreek rustig en vriendelijk tegen je paard. Als hij bij je komt beloon je dit met voer, probeer geen onverwachte bewegingen te maken en zorg voor een rustgevende situatie: geen paarden in de buurt waar hij bang voor is, geen blaffende honden etc.

2. Een paard moet het accepteren en niet eng vinden dat je hem overal aanraakt. Jij bent de leider en daar moeten ze maar aan wennen. Natuurlijk wel met beleid en rust. Als je dit niet doet, zal je paard ook in het werk een deel zelf blijven bepalen en sta je hem toe dat hij de grenzen voor een deel mag bepalen.

3. Bij het vragen van een voet moet je paard leren dat hij hem direct geeft en pas weer neerzet wanneer jij dat zegt. Vooral jonge paarden trekken hun voet terug omdat ze denken dat je in hun benen bijt, zoals paarden onderling doen als zij spelen. Vast is vast en je laat pas los als jij dat wilt. Probeer er geen strijd van te maken en wees in het begin al blij, als je paard zijn voet even optilt. Laat het paard zijn voet direct weer neerzetten en beloon met je stem.

4. Spanning in de achterhand/benen kun je minder maken door Linda Tellington Jones oefeningen. Afstrijken met je handen, rondjes draaien op zijn achterhand met je handen, afstrijken met een zweep, rondjes draaien met zijn achterbenen, terwijl je zijn achterbeen opgetild houd. Vaak is doortastendheid beter dan getut. Het paard moet iets toestaan,het is natuurlijk niet echt eng.

5. Een paard moet leren om rustig vast te staan. Het is geen probleem om hem te laten eten tijdens het eerste paar keren vaststaan. Wanneer een paard druk doet, zet je hem steeds weer recht en je beloont hem als hij recht en stil staat. Natuurlijk moet je een paard niet te lange tijd en aan een te lang touw vast laten staan. Lopen mag hij in het land en stilstaan doet hij aan de balk. Het is belangrijk dat een paard ook een rustplek heeft, buiten zijn stal of wei. Een veilige en lekkere (voer)plek. Dus geen knoop in het touw waarmee een paard de hele balk kan verkennen, maar een vaste knoop, met de boodschap “Hier moet en blijf je staan,in het land ben je vrij, maar nu bepaal ik dat je hier staat.” De omgeving moet rust uitstralen.

6. Een paard mag pas gaan eten als jij zegt dat het goed is, hij mag niet al zijn hoofd in de emmer steken voordat de emmer op de grond staat. Het paard moet leren respect te hebben voor jouw eigen ruimte en voorlopig altijd afstand bewaren, die afstand is per mens en paard verschillend, 1 tot 1/2 m is een gemiddelde. Schuren en knabbelen aan je moet je rustig verbieden, je hoeft niet boos te worden, je legt alleen uit, (“aah” met je stem), dat je dat niet wilt. Een paard dat kopstoten uitdeelt heeft geen respect voor je. Dit gaat nooit per ongeluk, bij een paard in de kudde hoeven zij dit ook niet te proberen. Een paard werkt met lichaamstaal, bijna alles wat zij doen heeft voor hen een betekenis: op je voet staan geeft aan dat jij lager in rang bent. Per toeval doen zij dat echt niet.

7. Een paard moet leren om in het begin netjes achter je te blijven en mag voorlopig niet voor je lopen. Gebruik lichaamstaal en touw halster of een gewoon halster met een ketting over de neus en een lange witte zweep,om je paard te leiden. Je mag ook vlak voor zijn schouder lopen, tussen hoofd en schouder. Als je paard meer voor je loopt wordt hij de leider en jij de volger. Wanneer je paard voor je gaat lopen, corrigeer je dit door een rukje aan de ketting te geven of door de zweep op oog-hoogte voor zijn hoofd te houden. Daarbij kun je ook een stem-commando gebruiken. Een paard dat steeds voor wil lopen kun je corrigeren door hem achterwaarts te laten gaan en consequent te corrigeren.

8. Een paard moet op jouw vraag rustig omgaan. Draai zijn hoofd naar je toe en wijs met een zweep naar zijn binnen achterbeen en zeg: “Om”. Beloon direct bij omgaan. Een paard wil zijn achterhand altijd weer recht achter zijn voorhand krijgen en gaat dus om. Soms moet je een klein tikje tegen het binnen achterbeen geven. Het binnen achterbeen moet voorlangs het buiten achterbeen instappen. Dit is al een goede voorbereiding voor het werken onder het zadel. Een paard moet rustig om stappen en niet gehaast wegrennen.

9. Hetzelfde geldt voor achterwaarts: ga voor je paard staan, geef druk op het halster (met ketting) of knoop halster en zeg: “Terug”. Je kunt hierbij ook nog met een zweep naar zijn voorbenen (om en om) wijzen. Eigenlijk moet een paard op lichaamstaal al achterwaarts willen gaan.

10. Natuurlijk kom je nieuwe dingen tegen waarvan je paard schrikt. Jij moet leren om altijd rustig te blijven. Blijf staan en spreek je paard rustig toe, probeer zijn aandacht op jou te richten. Laat hem altijd het gevaar zien aankomen: laat een grote tractor niet van achterop komen, maar draai hem om. Soms is het beter om een paard in beweging te houden, loop dan zo dat je paard het gevaar wel kan zien aankomen. Iets engs dat stilstaat kun je je paard laten onderzoeken (ruiken, betasten met lippen). Als hij zijn angst overwonnen heeft mag je hem belonen met iets lekkers. Gebruik in het begin een ketting over de neus: een paard mag nooit leren dat hij zich in paniek los kan rukken. Hij moet leren op jou te vertrouwen en dat jij hem beschermt tegen ‘gevaar’. Een paard laten ruiken of een voorwerp met zijn lippen laten betasten leert hem om over zijn angst heen te komen.

11. Wijken voor druk m.b.v. een lang wit touw. Het touw zit vast aan de ring van het halster onder zijn kin. Je staat links van je paard en brengt het touw onder de hals door naar de rechterzijde van het paard. Hou vervolgens je paard met je linkerhand vast en brengt het touw met je rechterhand langs zijn lichaam naar achteren, achter zijn staart langs, terug naar de linkerzijde tot aan zijn schouder. Je stapt op schouderhoogte met je touw in je hand recht naar achteren en geeft je paard ruimte om straks te gaan bewegen. Je paard moet stilstaan en alleen op jouw druk reageren. Je trekt aan het touw om hem te laten stappen, hij draait eerst van je af en nadat hij omgedraaid is moet hij weer recht voor je komen staan. Nu moet je hem belonen. Daarna doe je hetzelfde maar op de andere hand. De manier waarop een paard deze oefening doet zegt veel over het karakter van een paard. Een paard dat bij aanraking van het touw omvliegt is een onzeker en sensibel paard, een paard dat alleen na stevige druk omgaat is een stabiel paard, dat alleen duidelijke boodschappen opvolgt.

12. Heldere ogen, die nieuwsgierig de wereld inkijken,oren naar voren die beweeglijk zijn en alles proberen te volgen getuigen van een blij paard. Een paard met een doffe blik en hangende oren is niet blij. Het paard is ongelukkig en heeft zich naar binnen gekeerd (“ik doe toch niets goed”). Paarden met de oren in de nek en ontevreden blik, zijn paarden die niet weten waar zij aan toe zijn en zij zijn zoekende naar leiding(verleggen hun grenzen). Dit worden de vervelende paarden waar mensen steeds negatiever tegen gaan doen, en die op het eind maar weg moeten. Vaak zijn dit soort paarden bij ons binnen drie weken vrolijke, werklustige, lieve paarden. Deze paarden zijn na alle negatieve ervaringen blij dat ze weer gewaardeerd worden en doen vaak extra goed hun best.

Deel 2

Werken aan de hand, voorbereiding voor het werken onder de ruiter. Body-rope, dekje, zadel, (touw)halster met/zonder ketting, hoofdstel met bit.

1. Paard accepteert een body-rope.
2. Paard accepteert dekje/ zadel en staartriem,laat zich rustig opzadelen en staat stil.
3. Paard is niet bang voor slingerende beugels en flapperende zweetbladen.
4. Paard is niet bang voor ruiter op zijn rug,aan balk.
5. Paard is niet bang voor ruiter op zijn rug,tijdens lopen met begeleider.
6. Paard accepteert een bit in zijn mond.
7. Paard kijkt nog steeds vriendelijk en tevreden.

Hieronder weer enkele tips: .

1. De body-rope wordt veel gebruikt door aanhangers van Linda Tellington Jones. Mijn body- rope is aan oude bandage die voldoende lang is om vanaf de borst over de schoft langs de romp naar de staart en via de andere zijde weer terug te gaan naar de borst. Op deze manier leren paarden om iets achter zich te hebben wat geen pijn doet en leren zij zich ook beter bewust te worden van hun eigen lichaam.
Ik gebruik het alleen bij paarden die teveel spanning in hun achterhand houden en angstig zijn bij het benaderen van de achterhand. Veel houden ook nog eens hun staart strak tegen hun lichaam gedrukt. Voor andere paarden die niet angstig zijn is dit absoluut overbodig en zonde van de tijd.

2. Het wennen aan een zadel bouw ik op, ik werk dan met een paard in de bak of aan de balk. Een paard dat angstig is laat ik in de bak wennen, zodat het paard het gevoel houdt dat hij nog een beperkte vrijheid heeft. Na een paar oefeningen(Hemphling-achtig) laat ik het paard stilstaan in het midden. Vervolgens stel ik het paard op zijn gemak en laat hem eerst een dekje bekijken, betasten en breng het dan op de hoogte van zijn hoofd, vervolgens laat ik het via zijn hals naar zijn rug glijden. Belonen en er weer afhalen,daarna laten wij een longeer- singel zien/besnuffelen/betasten, leg het op zijn rug en maak het rustig vast. Belonen. Dan een dekje en singel. Vervolgens het zadel zonder slingerende beugels en staartriem etc. Wanneer een paard ontwijkend reageert, stuur ik hem weg, laat hem terug komen en doe het nog eens, net zo lang totdat hij het opgeeft om druk te doen en het van mij accepteert dat er iets op zijn rug komt. Laat alles altijd zowel links als rechts zien. Op het moment dat hij het accepteert en merkt dat het niet eng is leg je dus ook een vertrouwensbasis. Wanneer je wilt gaan lopen met een dekje/zadel, singel altijd een paar keer na, een jong paard heeft meestal een rug waar niet alles lekker op liggen blijft. Een dekje/zadel mag natuurlijk niet gaan schuiven. Je kunt het ook opbouwen aan de balk, tijdens het eten. Terwijl je paard lekker staat te eten, laat je hem het dekje zien /ruiken en laat het via zijn hals over zijn rug glijden. Dit werkt goed met makkelijke paarden. Die lijken in het begin alles goed te vinden. Ga ook met deze paarden niet te snel, ook voor hen is alles nieuw.

3. Je eindigt de opbouw met wandelen/longeren met losse beugels en evt. staartriem.

4. Wij rijden onze paarden in op (touw)-halster, maar laten ze wel alvast wennen aan een bit in hun mond. Meestal een dubbelgebroken, niet te dik, zodat zij ermee eten kunnen.
Begin met even indoen tijdens het eten van biks. Later laat je het in en ga je met je paard wandelen. Het is normaal dat zij in het begin druk doen met hun hoofd/mond. Na één of meerdere dagen zijn zij er aan gewend en houden hun hoofd weer rustig.

5. Zie deel 1, paard moet het nog steeds leuk vinden om aan het werk te gaan. Als je merkt, dat dit veranderd is, ben je te snel gegaan of heb je het niet goed gedaan. Je paard is onzekerder geworden en je kunt nog niets nieuws aanbieden. Kijk en luister naar je paard, hij laat je merken wanneer je iets goed doet en wanneer niet.

Deel 3

Werken aan de hand(zowel links als rechts van het paard). Fietsen, longeren, meenemen als handpaard, mennen vanaf de grond. Op halster zonder/met ketting.

1. Paard houdt netjes halt en staat drie seconden stil.
2. Paard gaat achterwaarts.
3. Paard gaat om links/rechts.
4. Paard kan los stil staan.
5. Paard kan inbuigen naar links/rechts.
6. Paard is gehoorzaam tijdens het longeren.
7. Paard laat zich goed mennen vanaf de grond.
8. Tijdens het mennen kan ik zowel links/rechts-achter lopen.
9. Paard wijkt voor de zweep, links/rechts.
10. Paard gaat zijwaarts over balk, zonder verzet.
11. Paard loopt makkelijk mee als handpaard.

En weer enkele tips:

1. Een paard goed leren stilstaan is een van de belangrijkste dingen in de opvoeding van een paard. Een paard dat niet kan stilstaan heeft niet de rust om opdrachten goed op te pikken en te begrijpen. Loop met je paard over de hoefslag in de bak en zorg ervoor dat je op schouderhoogte loopt. Tijdens het leren halthouden geef je drie hulpen:
a) Stemhulp, zeg “Hoo…”, of “ha…aalt”.
b) Geef druk op halster of ketting en beweeg je zweep voor zijn hoofd , blokkeer zijn weg.

c) Stap zelf voor zijn hoofd met je gezicht naar je paard en beweeg je armen omhoog. Blijf roerloos staan en laat je paard op jouw letten, als zijn aandacht veslapt gebruik je je stem of stamp op de grond met je voet. Wacht drie seconden en stap weer terug naar schouderhoogte en stap weer aan op jouw teken.

2. Achterwaarts is op dezelfde manier, alleen laat je hem niet lang stilstaan, maar geef je de volgende drie hulpen:
a) Zeg je zodra je voor je paard staat “terug”.

b) Geef druk op het halster of ketting naar achteren.
c) Wijs met je zweep naar zijn voorbenen of tik zijn voorbenen om en om aan. Gebruik je lichaamstaal, maak je groot en zwaai/dirigeer hem met je armen terug.
Beloon bij al 1 stapje terug. Wees tevreden met kleine dingen.